Op deze plek, waar een grote menselijke activiteit is, laten de minder schuwe vogelsoorten zich zien en horen. Het roodborstje houdt de wacht in een laag bosje en zijn fladderend gefluit is regelmatig te horen. De merel, op de grond op zoek naar wormen, houdt ons in de gaten en beweegt zich door te huppelen of door bij gevaar een paar meter op te vliegen. De boomkruiper zoekt zijn voedsel op de stam en takken van een boom en probeert zich te verstoppen zodra wij hem in de gaten krijgen. De spechten laten zich niet uit het veld slaan en af en toe kan het schrille geroep of getrommel van de zwarte of de bonte specht worden gehoord. Staande dode bomen moeten, zolang zij geen gevaar opleveren voor mensen en eigendommen, behouden blijven. Zij bieden beschutting en voedsel aan heel veel insecten, vogels en vleermuizen.