Op deze plek, waar een grote menselijke activiteit is, laten de minder schuwe vogelsoorten zich zien en horen. Het roodborstje houdt de wacht in een laag bosje en zijn fladderend gefluit is regelmatig te horen.
Non classé
Een ondergroei van eiken, kastanjes, hazelaars, essen, wilde kersen en hulst zijn kenmerkend voor de biotoop van de houtsnip. Deze gedeeltelijke trekvogel, met een voortreffelijke schutkleur
Hautpoul is een van de belangrijkste vestingswerken van de Montagne Noire, bestaande uit een fort dat de Arnette-vallei meer dan 1000 jaar domineerde en de heuvel met de kerk van Saint-Sauveur waar zich gedurende verschillende eeuwen een aanzienlijk woongebied bevond.
De kastanjebomen vormen een grens langs de kloven van de Arnette. Deze vruchtdragende bomen staan verspreid tussen 250 en 500 meter. De geograaf André DAVID verklaarde in zijn werk over de Montagne Noire: “Mazamet lijkt dus het centrum van een bevoorrecht kastanje bos te zijn”.
Aan de voet van het kasteel en het dorp Hautpoul, stroomt de rivier de Arnette. Deze rivier wordt sinds onheuglijke tijden gebruikt om de graanmolens te laten werken die nog steeds als oude plaatsnamen worden vermeld: Moulin Maurel en Moulin de l’Oule.
Deze kerk droeg ooit de naam Saint-Pierre d’Hautpoul en is nog steeds het centrum van de oudste parochie van de gemeente Mazamet, die zich uitstrekt over de hoge plateaus van Hautpoul.
Het dorp Labrespy ontwikkelde zich in de middeleeuwen rond een versterkt huis dat uitkeek over een kleine pas, tussen de Arnette-vallei in het oosten en de Linoubre-vallei in het westen, waar meerdere wegen samenkwamen. De naam is afgeleid van de meidoorns die werden geplant rond de weiden en velden als omheining en soms ook rond verspreide woongebieden om ze te beschermen
Deze beek, een zijrivier van de Linoubre, ontspringt in het moerasgebied op de grens van de departementen Tarn en Aude, 800 m stroomopwaarts. Het is een waterloop met zoet, zuurstofrijk water en vrij van vervuiling. Dit biologisch reservoir is gunstig voor de voortplanting en de ontwikkeling van de Fario-forel.
Van de boerderij van Estrabol tot de Pic de Nore (1211 m) bieden de noordelijke hellingen van de Montagne Noire een verscheidenheid aan landschappen: naald-, beuken- en kastanjebossen, hoogveen, akkers, heidevelden en kloven.
Uitkijkend over het water kun je de wilde eend, fuut en dodaars spotten. Deze laatste soorten zijn duikers en voeden zich met kleine visjes en insectenlarven. Let maar eens op hoelang ze onder water kunnen blijven terwijl ze naar voedsel zoeken; het zijn echte kampioenen.